Hoe een kind een taal leert is voor velen een vanzelfsprekendheid. De meeste mensen verwachten dat het kind moeiteloos zal leren spreken op jonge leeftijd. De verwachting is dat kinderen vanzelf wel leren spreken wanneer het eraan toe is. Er zijn verschillende opvattingen en meningen over het leren spreken.
Er zijn kinderen die al op jonge leeftijd duidelijk verstaanbaar spreken en er zijn kinderen die op driejarige leeftijd plots in volzinnen spreken zonder ooit een woord te hebben gezegd.
“En toch zijn er veel kinderen en volwassenen die problemen hebben met taal……Wat problemen geeft met het aangaan van vriendschappen en/of het leren op school.”
Om tot spreken te komen moet er aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Het kind moet goed kunnen horen, aandacht hebben voor de ander, het kind moet kunnen imiteren en er moet voldoende taalaanbod vanuit de omgeving zijn.
Gehoor:
Wanneer kinderen vaak last hebben van oorontstekingen of hebben gehad, vaak verkouden zijn of bekend zijn met KNO-problemen, dan kunnen er gehoorproblemen ontstaan. Kinderen die niet goed kunnen horen, kunnen niet alle klanken goed verstaan waardoor ze problemen kunnen krijgen met de verstaanbaarheid of het begrijpen van taal. Dat kinderen goed moeten kunnen horen blijkt uit het onderzoek dat baby’s al heel vroeg woordgrenzen herkennen. Voor het leren van een taal is het herkennen van woordgrenzen noodzakelijk omdat men anders gesproken taal als één lange brij klanken waarneemt.
Het is niet zo dat alle kinderen die onverstaanbaar spreken of taalbegripsproblemen hebben ook gehoorproblemen hebben. Klankverwisseling of het weglaten van klanken kan ook andere oorzaken hebben. Vaak is de oorzaak onbekend.
Aandacht voor de ander: Baby’s maken al vroeg oogcontact. Oogcontact is naast het luisteren, het gehoord hebben van de klanken en het herkennen van woordgrenzen, essentieel voor de spraakontwikkeling. Jonge kinderen die moeite hebben met wederkerigheid en aandacht, niet goed kijken naar het mondbeeld en die niet zien hoe klanken worden uitgesproken, zullen meer moeite hebben met de productie van de juiste klanken. Klankverwisselingen kunnen voorkomen. De k wordt bijvoorbeeld vervangen door de t. Koe wordt toe.
Imiteren:
Het imiteren van het gehoord woord is een fijn-motorische vaardigheid. Het kind moet in staat zijn om woorden te kunnen imiteren. Articuleren is hard werken. Spieren werken samen om tong, kaak en lippen onafhankelijk van elkaar te kunnen bewegen. Jonge kinderen moeten hier nog veel mee oefenen. Het is logisch dat ze niet alle klanken correct uit kunnen spreken. Dit is een proces wat lange tijd oefenen vergt. Vuistregel is dat een kind van 3 jaar voor 75% verstaanbaar spreekt.
Voldoende taalaanbod:
Er moet sprake zijn van voldoende taalaanbod. Het is belangrijk om veel met en tegen kinderen te spreken. Het volgen van het kind en kijken waar het kind belangstelling voor heeft, geeft een aanknopingspunt om een gesprekje te voeren. Kijk goed waar het kind belangstelling voor heeft en benoem wat het ziet. Dagelijkse routines als eten, aankleden, badritueel en het op bed brengen geeft een mooie gelegenheid om met je kind te praten.
Wanneer aan één van deze voorwaarden niet wordt voldaan dan bestaan de kans op een spraak- en/of taalachterstand.
Vaak is er voor taalproblemen geen duidelijke oorzaak aan te geven en wordt verondersteld dat er ergens in het brein een verstoring optreedt die met de huidige neurologische onderzoeksmethoden niet kan worden vastgelegd.
Meer weten……?
Heb je naar aanleiding van bovenstaande nog vragen of maak jij je ongerust over het praten van je kindje, neem dan contact op met Andrea Bakker van Logopediepraktijk Veendam. Je kunt vrijblijvend een afspraak maken voor het beantwoorden van al je vragen. 0598-616852