Hoe goed moet je kind kunnen praten als het naar de basisschool gaat?
Kinderen die naar de basisschool gaan, moeten verstaanbaar kunnen praten.
Dat betekent niet dat je kind alle klanken perfect moet kunnen uitspreken of foutloos in correcte grammaticale zinnen moet spreken.
De stelregel is dat een kleuter bij aanvang van de basisschool 75 procent van de klinkers en medeklinkers van het Nederlandse taalsysteem heeft verworven.
Het is niet erg als je kind nog moeite heeft met moeilijke medeklinkercombinaties en bijvoorbeeld ’tein’ in plaats van ’trein’ zegt. Of dat het nog moeite met de ‘r’ heeft. Wel zou je kind zover moeten zijn dat het onbeklemtoonde lettergrepen niet langer weglaat (je kind zegt dus niet langer ‘naan’ maar ‘banaan’).
Dit moet je kind weten en kennen aan het einde van de peuterperiode:
- passieve woordenschat (begrijpen van woorden) van 4000 woorden
- actieve woordenschat (spreken van woorden) 2000 woorden
- maakt eenvoudige samengestelde zinnen (en, dan, toen, en toen) en vraagzinnen (wie, wat, waar, hoe)
- mag nog fouten maken met onregelmatige vervoegingen (‘ik loopte’)
- gebruikt zinnen met een heel werkwoord
- gebruikt regelmatige verkleinwoorden
- gebruikt ik, jij, mij en jou
- begrijpt wie-/wat-/waar vragen, aanwijsvragen, luistervragen, keuzevragen, voorspelvragen
- weet dat er een relatie is tussen klanken en letters
- herkent een paar lettersymbolen (als P van parkeren, M van McDonald’s)
- Ontdekt de opbouwende structuur van verhalen
- heeft al eens gehoord van driehoek/cirkel/vierkant (benoemen hoeft nog niet)
- heeft gehoord van de basiskleuren rood, blauw, geel, groen (benoemen hoeft nog niet)
- heeft enig besef van meetkundige begrippen als voor-achter-naast-in-etc.
- heeft enig besef van tijd (ochtend, middag, avond, nacht)
- snapt de begrippen groter, hoger, langer, etc.
- herkent enkele getalsymbolen (weet bijvoorbeeld hoe de 1 en de 2 heten)
- kan een beetje (mee)tellen: bijvoorbeeld 1-2-3
Heb je nog vragen? Neem dan gerust contact op met Andrea Bakker 0598-616852.